naamboven
|

Naam boven alle namen

Laat onder u de gezindheid heersen die Christus Jezus had. Hij Die de gestalte van God had, hield Zijn gelijkheid aan God niet vast, maar deed er afstand van. Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens. En als mens verschenen, heeft Hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis. Daarom heeft God Hem hoog verheven en Hem de naam geschonken die elke naam te boven gaat, opdat in de naam van Jezus elke knie zich zal buigen, in de hemel, op de aarde en onder de aarde, en elke tong zal belijden: ‘Jezus Christus is Heere’, tot eer van God, de Vader.

Deze verzen uit Filippenzen 2:5-11 bevatten veel prachtige waarheden over onze Heere Jezus Christus. Tegelijkertijd zien we hier echter ook het reusachtige contrast tussen de overweldigende heerlijkheid van Jezus als de eeuwige Zoon van God en het donkere uur van Zijn terechtstelling aan het kruis. Uitgaande van dit dieptepunt in het lijden van Jezus leidt Paulus ons dan naar het hoogtepunt van deze perikoop – de bovenmatige verheffing van Christus. En deze beschrijving van de verheffing van Jezus eindigt met de woorden dat Jezus “een naam gekregen heeft die elke naam te boven gaat” en dat in deze naam elke knie in het universum zich zal buigen.

Als je deze tekst te snel leest, zou je de indruk kunnen krijgen dat het bij deze “naam die elke naam te boven gaat” om de naam ‘Jezus’ zou gaan. Deze aanname klopt echter niet. Waarom, dat wil ik hier uit de doeken doen. De Ierse Bijbelkenner Alex Moyer wijst er in zijn commentaar op de brief aan de Filippenzen op dat “1e … geen andere naam als de ‘naam boven alle namen’ genoemd kan worden dan alleen de naam Jahwe. 2e Eindigt de zin in de verzen 9-11 er niet mee dat Jezus de ‘naam werd geschonken’, maar het hoogtepunt is de bekentenis dat ‘Jezus Christus de Heere is’. Dit feit en de manier waarop de tekst is opgebouwd, laten zien dat deze bekentenis het afsluitende hoogtepunt vormt van Jezus’ verhoging en dat het verlenen van de ‘naam boven alle namen’ niets minder is dan het verlenen van de titel ‘Heere’. 3e Vers 10 is een citaat uit Jesaja 45, waar Jahwe van Zichzelf zegt: “Ben Ik het niet, de HEERE (Jahwe Elohim)? Buiten mij is er geen god. Alleen ik ben een rechtvaardige God, … Voor mij zal elke knie zich buigen en elke tong zal bij mij zweren. ‘Alleen bij de HEERE,’ zal men zeggen, ‘is gerechtigheid en macht te vinden.’ (Jesaja 45:21-24). In deze verzen openbaart Jahwe Zich als de enig ware God en de enig ware Redder en daarom komt Hem in het hele universum alleen de aanbidding en verering toe. En het is deze aanbidding en verering die in Filippenzen 2 toegedragen wordt aan onze Heere Jezus Christus.”[1]

Wat het echter werkelijk betekent dat Jezus de Heere is, zullen we pas dan begrijpen als we begrijpen dat deze titel ‘Heere’ niet alleen verheven is boven alle menselijke namen, maar dat deze titel ook alle andere namen en titels overtreft die Jezus elders in de Bijbel verleend worden.

Stel je eens voor dat een koning aan iemand een eretitel zou verlenen die tot nu toe nog nooit ergens positief is overgekomen. De namen die hij tot nu toe had gekregen, waren namen als schurk, schoft, nietsnut enzovoort. Maar toen heeft die persoon iets heel bijzonders gedaan, waarmee hij de erkenning van de koning verdiend heeft. Nu zal de koning die persoon niet meteen tot ridder slaan, omdat hij ook eens wat nuttigs heeft gedaan. Hij zal hem ook niet meteen de hoogste eremedaille verlenen. Nee, de koning zal vermoedelijk zoiets zeggen als: “Dat is echt knap van je geweest. Je bent een trouwe knecht.” Nu zal de benaming ‘trouw’ vast en zeker de beste titel zijn die hij ooit heeft gekregen, maar het blijft toch maar een verhoging van een ‘nietsnut’ naar een ‘trouwe knecht’.

Maar stel je nu eens voor dat een ridder die al vele malen trouw en nuttig is gebleken en daarvoor ook al heel wat keren onderscheiden werd, de koning een buitengewone dienst bewijst. Om die man te eren, heb je een veel hogere titel nodig. Voor hem zou het natuurlijk het grootste zijn als hij een titel zou krijgen die geen andere ridder in het hele koninkrijk heeft.

Dat is ongeveer wat God de Vader met Zijn Zoon Jezus Christus heeft gedaan. Jezus had zich tot het uiterste vernederd en werd nu buitengewoon verhoogd. De Vader heeft Hem benoemd tot Heere en deze eretitel valt niet te vergelijken met de andere titels van Jezus.

Een grote titel die Jezus draagt is bijvoorbeeld ‘Messias’, de Gezalfde. Deze titel drukt uit dat Jezus de door God beloofde en gezonden Verlosser is die Gods Zegen naar alle volken op de hele aarde brengt. In Hem lenigt God al onze nood, Hij vervult alle beloften van God (zie 2 Korinthe 1:20).

Jezus wordt ook de ‘Mensenzoon’ genoemd – een titel waarbij velen denken dat hij alleen maar betrekking heeft op de menselijkheid van Jezus, hoewel hij zo veel meer bevat. De titel ‘Mensenzoon’ hangt direct samen met de belofte van Zijn wederkomst. Het oorspronkelijke Bijbelvers hierover vinden wij in Daniël 7:13-14. Hier ontvangt Christus van de Vader alle autoriteit, alle macht en alle heerlijkheid en de volkeren, naties en talen aanbidden Hem als de Koning wiens heerschappij nooit eindigt. Wat heeft de naam ‘Mensenzoon’ toch voor een heerlijke betekenis met betrekking tot Jezus Christus.

Jezus wordt ook ‘Zoon (Gods)’ genoemd, wat de Goddelijkheid van Jezus bevestigt. De vijand gebruikt deze titel als hij Jezus in de woestijn verleidt (zie Mattheus 4:3-6). Later spreekt de Vader Zelf van Jezus als Zijn geliefde Zoon als Hij Hem bevestigt voor de oren van Zijn volgelingen (zie Mattheus 3:17; 17:5). In het Nieuwe Testament is deze titel nauw verbonden met de geloofsbelijdenis van de eerste discipelen van Jezus (zie Mattheus 16:16). Om die reden schrijft Johannes ook aan de gemeente: “Als iemand belijdt dat Jezus de Zoon van God is, blijft God in hem en blijft hij in God” (1 Johannes 4:15).

Jezus Christus is de Messias van God; Hij is de Zoon van God; Hij is de Mensenzoon; Hij is onze Koning, Priester en Profeet; Hij is de Alfa en de Omega, de deur naar God en nog veel meer. Maar de titel ‘Heere’ is boven alle namen die Jezus terecht verleend zijn. Dit feit – dat Jezus Christus de Heere over alles is – zal er op een dag toe leiden dat elke knie in de hemel en op de aarde zich voor Hem buigt en de hele schepping Zijn naam prijst (zie Openbaring 5:13).

Maar waarom is juist deze titel ‘Heere’ zo belangrijk? Waarom is hij verheven boven alle namen? Daarop bestaan veel antwoorden, maar het belangrijkste luidt: omdat deze titel ervan getuigt dat Jezus de Heere van de hele Schrift is.

Je kunt dit feit heel eenvoudig bewijzen in de twee talen van de twee Testamenten. Het Griekse woord voor ‘Heer’ is Kyrios, een begrip dat in het Romeinse Rijk vaak werd gebruikt voor de keizer. Daarmee wilde men uitdrukken dat de keizer van Rome geen normale mens was, maar goddelijk. Voordat deze titel echter gebruikt mocht worden, moest de keizer een bepaalde religieuze ceremonie doorlopen. Nu bestond er in het Romeinse Rijk een soort test voor trouw ten opzichte van de keizer. Wie weigerde hem Kyrios te noemen, kon bestraft worden. In de loop der tijd werden vele christenen gevangen genomen en terechtgesteld omdat ze weigerden de keizer te vereren als Kyrios. Voor hen was er slechts één Heere – Jezus Christus.

In het Hebreeuws is de situatie vergelijkbaar, alleen nog sterker dan in het Grieks. Het Hebreeuwse begrip ‘Adonai’ heeft dezelfde betekenis als in vroegere tijden de adellijke titel ‘Heer’ of ‘Heerser’. Bovendien werd deze titel echter ook gebruikt om de persoonlijke naam van God ‘Jahwe’ in de geschriften van het Oude Testament te vervangen. Geen enkele Jood durfde de naam ‘Jahwe’ uit te spreken. Dus werd er in de tekst een bijzondere markering aan ‘Jahwe’ toegevoegd, zodat tijdens het voorlezen niet iemand per ongeluk ‘Jahwe’ zou zeggen, maar inderdaad ‘Adonai’ gebruikt werd. Op die manier werd ‘Adonai’ bijna tot een synoniem voor ‘Jahwe’. Om die reden gebruikten de eerste christenen – onder wie zich vele Griekse joden bevonden – consequent het begrip ‘Kyrios’ als ze in hun geloofsbelijdenis uitdrukten dat Jezus Christus de Heere is. Daarmee bekenden zij niets minder dan dat Jezus van Nazareth Jahwe is – de God van Israël en de enige ware God en Redder van alle volkeren.

En hoe staat het er bij jou voor? Is Jahwe jouw God en Redder? Ik weet dat het voor een mens niet eenvoudig is om tot deze overtuiging te komen, maar het is noodzakelijk! Als je God wilt leren kennen, moet je je bezighouden met Jezus Christus. Enkele jaren geleden bekommerde mijn vrouw zich om een hele goede vriendin die van zichzelf zei dat ze in God geloofde. Helaas had ze er geen idee van wie God is. Dus begon mijn vrouw samen met haar de Bijbel te lezen. Op een goede dag, nadat die twee wekenlang de eerste hoofdstukken van het Evangelie van Johannes gelezen hadden – waar diverse keren gezegd wordt dat Jezus God is – stokte onze vriendin plotseling tijdens het lezen en zei: “Nu begrijp ik het. Jezus is … Hij is God!” Nadat ze zo veel over Hem gehoord en gelezen had, begreep ze eindelijk wie Jezus is en wat dat voor haar betekent. Het duurde nog twee weken voordat ze haar leven toevertrouwde aan Jezus.

Op één belangrijk punt wil ik nog de nadruk leggen: ‘Adonai’ betekent niet gewoon ‘HEERE’ of ‘God’. De titel bevat een persoonlijk voornaamwoord en betekent: ‘Mijn HEERE’ en ‘Mijn God’. Het is hetzelfde woord dat Maria uitsprak toen ze Jezus ontmoette op Paasochtend (zie Johannes 20:13). En het is hetzelfde woord dat Thomas sprak toen hij de Verrezene zag (zie Johannes 20:28). Beide gaven daarmee getuigenis dat Jezus niet gewoon één Heer was, maar dat Hij hun persoonlijke HEERE is.

Het is niet voldoende om te erkennen dat Jezus gewoon een Heer is. Op een goede dag zullen alle tongen dat bekennen. Maar niet iedereen die dat bekent zal door dit getuigenis verlost worden. Ook de duivel weet dat Jezus de Heere is en hij siddert van angst (zie Jakobus 2:19). Om van jouw zonden te worden verlost en eeuwig leven te krijgen, moet Jezus jouw Heere en jouw God zijn. Wie tot God wil komen, moet door Jezus Christus, de Heere en redder tot Hem komen. Op die manier krijgt God alle eer die Hem toekomt (Filippenzen 2:15).


[1] J. A. Motyer, Philippian Studies (Chicago: InterVarsity Press, 1966), p.83-84.