angenom
|

Door God aangenomen

Jericho brandde. Deze sterke vesting en het verdedigingsbolwerk van de Kanaänieten met zijn wallen en dikke muren, waarvan ze dachten dat het onneembaar zou zijn, lag in de puin en dichte rook verdonkerde de hemel. Slechts een paar dagen geleden hadden de broer van Rachab en zijn vrienden het Israëlische leger nog met spot bekeken, toen ze stil rond de stad waren getrokken, en hadden er zich in de kroeg vrolijk over gemaakt. Nu waren al zijn vrienden weg, ofwel gevlucht of door de Israëlieten gedood tijdens de gevechten. Dat hij en zijn familie nog leefden, had hij alleen te danken aan zijn zus Rachab. Toen de troepen op de stad afstormden waren ze op haar aandringen allemaal in haar huis bij elkaar gekomen. Dit huis, waar hij bewust omheen liep als hij onderweg was door Jericho, was uiteindelijk zijn toevluchtsoord geweest. Dat uitgerekend zijn zus, een in de hele stad bekende prostituee, hem en zijn gezin gered had, was voor hem net zo onbegrijpelijk als het feit dat de muren van Jericho gevallen waren.

Ik moet toegeven dat ik mijn fantasie een beetje de vrije loop liet. Ik heb geen idee welke gedachten door het hoofd van de broer van Rachab gingen toen de Israëlieten hem en zijn gezin buiten het kamp van Israël plaatsten nadat Jericho was verwoest. Maar dat hij er wel was, lezen we in Jozua 2:13 wanneer Rachab de verkenners van Jozua smeekt: “dat u mijn vader en mijn moeder zult laten leven, en ook mijn broers en mijn zusters met al wat van hen is, en dat u ons leven van de dood redden zult.” Hoewel Rachab en haar familie Kanaänieten waren in het Oude Nabije Oosten en zeker een andere kijk op moraliteit hadden dan de gemiddelde Victoriaanse familie (zie Leviticus 18), kan ik me maar moeilijk voorstellen dat het iemand niet kon schelen dat zijn zus (of dochter!) seks voor geld bood.

De joodse en christelijke interpretatiegeschiedenis heeft geprobeerd Rachab meer af te schilderen als een kroeghoudster dan als een prostituee, maar het Nieuwe Testament verdoezelt haar afkomst niet. “Door het geloof is Rachab, de hoer, niet omgekomen met de ongehoorzamen, omdat zij de verkenners met vrede had ontvangen.” (Hebreeën 11:31). “En is Rachab, de hoer, niet op dezelfde manier uit werken gerechtvaardigd, toen zij de boden heeft ontvangen en langs een andere weg heeft laten weggaan?” (Jakobus 2:25). Ik ben er vrij zeker van dat de schrijvers van het Nieuwe Testament Rachab niet een ‘hoer’ noemden om haar te vernederen, maar om duidelijk te maken dat Gods genade geldig is voor alle soorten mensen. Jezus zei zelfs bij een gelegenheid tegen de zelfingenomen Farizeeërs: “Voorwaar, Ik zeg u dat de tollenaars en de hoeren u voorgaan in het Koninkrijk van God” (Mt 21,31), omdat Hij heel goed wist dat een voormalige prostituee een plaats had in Zijn stamboom (zie Mattheüs 1,5).

Het verhaal van Rachab maakt heel duidelijk hoe de belofte van Jezus in het leven van iemand gerealiseerd wordt, als Hij zegt: “Alles wat de Vader Mij geeft, zal tot Mij komen; en wie tot Mij komt, zal Ik beslist niet uitwerpen” (Johannes 6:37).

Rachab herkent God

Aan het begin van ons verhaal stuurt Jozua, de leider over het volk Israël, twee verkenners om de omgeving te bekijken en vooral de zwaar versterkte stad Jericho. Bij deze gelegenheid stoppen zij bij het huis van Rachab en overnachten daar. De tekst vermijdt elke suggestie dat de twee mannen gebruik hadden gemaakt van de diensten van Rachab. Wellicht was haar huis ook een soort ‘pension’. In ieder geval was het huis van een prostituee zeker niet de slechtste camouflage als men niet op straat gezien wilde worden en informatie over de stad wilde inwinnen. Toch werd de koning van de stad ingelicht over de spionnen en toen men bij Rachab aanklopte, kalmeerde zij de gezanten en leverde de Israëlieten niet uit. Dan legt ze de reden voor haar gedrag uit:

“Ik weet dat de HEERE u dit land gegeven heeft en dat de schrik voor u op ons gevallen is, en dat al de inwoners van dit land weggesmolten zijn van angst voor u. Want wij hebben gehoord dat de HEERE het water van de Schelfzee voor uw ogen heeft doen opdrogen, toen u uit Egypte ging. En ook wat u hebt gedaan met de twee koningen van de Amorieten, Sihon en Og, die aan de andere zijde van de Jordaan waren, die u met de ban geslagen hebt. Toen wij dat hoorden, smolt ons hart weg van angst, en vanwege u bestaat er geen moed meer in iemand, want de HEERE, uw God, is een God boven in de hemel en beneden op de aarde” (Jozua 2:9-11).

Het nieuws van Jahweh’s grote daden had Jericho bereikt en Rachab en heel Jericho met haar hadden ingezien dat als de goden van Egypte machteloos waren tegen Jahweh, hun Kanaänitische goden hen ook niet zouden helpen. Jericho was verloren, net als de Amorieten voor hen. Wij lezen hier geen directe zondebelijdenis van Rachab, maar we kunnen redelijkerwijs aannemen dat haar belijdenis “want de HEERE, uw God, is een God boven in de hemel en beneden op de aarde” het idee inhield van een alwetende God die de daden van de mensen ziet. In zekere zin had zij ook een besef van de Heiligheid van God, althans in die zin dat Jahweh heel anders was dan de goden van de andere volkeren.

Maar in tegenstelling tot de rest van de bevolking van Jericho erkent Rachab niet alleen Gods superioriteit en vreest die, maar zij zoekt haar toevlucht bij deze God.

Rachab komt naar God

De oudtestamenticus Dale Ralph Davis stelt vast: ‘Echt geloof is nooit tevreden met overtuigd te zijn van de werkelijkheid van God, maar dringt aan om zijn toevlucht tot God te nemen.’ En misschien was het hierin dat Rachab verschilde van veel van haar tijdgenoten die, hoewel overtuigd van het bestaan van Jahweh en Zijn macht, het hierbij lieten en deze God niet naderden. Want Rachab spreekt verder tegen de verkenners:

“Nu dan, zweer mij toch bij de HEERE, omdat ik goedertierenheid aan u bewezen heb, dat u ook goedertierenheid zult bewijzen aan het huis van mijn vader, en geef mij een teken van trouw dat u mijn vader en mijn moeder zult laten leven, en ook mijn broers en mijn zusters met al wat van hen is, en dat u ons leven van de dood redden zult” (Jozua 2:12-13).

Rachab smeekte om genade, en niet alleen voor zichzelf, maar voor haar hele familie, met allen die erbij hoorden. Zij wist dat nu de gelegenheid was om om genade te smeken, voordat het oordeel over Jericho zou komen, en liet de twee spionnen in de naam van hun God zweren dat zij gespaard zou worden. Daarna hielp zij de spionnen te ontsnappen door hen door haar venster op de stadsmuur naar buiten te laten – een teken dat zij voortaan aan de kant van Israël stond en haar volk en hun goden de rug had toegekeerd.

Rachab wordt aangenomen door God

En toen enkele dagen later het oordeel over Jericho viel, hield Jozua zich aan deze eed en gaf het bevel: “Ga het huis van die vrouw, die hoer, binnen en breng de vrouw vandaar naar buiten, met alles wat van haar is, zoals u haar gezworen hebt. Toen gingen de jongemannen, de verkenners, naar binnen en brachten Rachab naar buiten, met haar vader, haar moeder, haar broers, en alles wat van haar was. Ook brachten zij al haar familieleden naar buiten en zij lieten hen buiten het kamp van Israël verblijven” (Jozua 6:22-23).

Rachab en haar familie waren veilig en hadden letterlijk alle bruggen achter zich verbrand en zich aangesloten bij een nieuw volk en een nieuwe God. Eerst werden zij buiten het kamp ondergebracht, maar een paar verzen verder lezen wij: “Zo liet Jozua de hoer Rachab in leven, met de familie van haar vader en alles wat van haar was. Zij heeft tot op deze dag in het midden van Israël gewoond, omdat zij de boden verborgen had die Jozua gestuurd had om Jericho te verkennen” (Jozua 6:25). Hoewel haar hele familie werd ontzien, wordt alleen van Rachel zelf gezegd dat zij “in het midden van Israël” woonde. Wellicht heeft een deel van haar familie besloten zich niet bij Israël aan te sluiten, maar van Rachab weten we dat zij haar oude leven achter zich liet en zich aansloot bij Israël en dus ook bij de God van Israël in geestelijke zin. Zij was niet slechts tevreden met de redding, maar aanvaardde in zekere zin Jahweh als haar Redder en HEERE toen zij een vast lid werd van Gods volk. Dit laatste blijkt, naast de bovenstaande citaten uit het Nieuwe Testament, nog uit het feit dat zij trouwde met Salmon, een Israëliet uit de stam van Juda. De afgodische hoer was een gelovige geworden, een moeder in Israël. Uit haar geslacht zou eens de grotere Jozua, Jezus Christus, de Verlosser en Heerser over de wereld komen.

Ik moet toegeven dat ik nogal beschut ben opgegroeid en ik kan me nauwelijks voorstellen hoe ingrijpend de verandering van leven voor Rachab moet zijn geweest. Maar onlangs vertelde een van mijn vroegere theologieleraren mij dat zijn vrouw een voormalige prostituee begeleidde die haar oude leven de rug had toegekeerd en Jezus Christus had aanvaard. Haar gebeden klonken heel anders dan die van christenen die nooit uit zo’n duister milieu waren gehaald, maar ze getuigden van een diepe liefde en dankbaarheid jegens God die haar “uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht” (zie 1 Petrus 2:9).

Het verhaal van Rachab moet ons bemoedigen. Het zou de Rachabs van deze wereld moeten aanmoedigen hetzelfde te doen en tot Jezus te komen, die zich er niet voor schaamde een “vriend van tollenaars en zondaars” genoemd te worden. Zij zou ons ook moeten aanmoedigen om het evangelie te delen, vooral met mensen als Rachab, omdat Jezus beloofd heeft velen van hen in zijn koninkrijk te verwelkomen (zie Mattheüs 21:31).

Vergelijkbare berichten